atrium

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  atrium    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • atri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘centraal deel van Romeinse woning’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1661 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord atrium atria,
atriums
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetatriumo

  1. (medisch) voorkamer van het hart
  2. (bouwkunde) een centrale ruimte in een gebouw
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord atrium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.