audit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  audit    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔːdɪt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • au·dit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord audit audits
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deauditm

  1. onderzoek naar een bedrijfsorganisatie
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
auditen

audit

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van auditen
  2. gebiedende wijs van auditen

Gangbaarheid

  • Het woord audit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Kasjoebisch

Zelfstandig naamwoord

audit

  1. audit
Verwante begrippen

Schots

Zelfstandig naamwoord

audit

  1. audit

Meer informatie

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

audit m

  1. audit; het uitvoeren van officiële boekhoudcontroles door een onafhankelijke instantie
  2. audit; het uitvoeren van een systematisch onderzoek (in bepaalde gebieden)
  3. audit; het rapport geschreven op basis van de audit [1, 2]
Afgeleide begrippen
  • auditový

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /aʊ̯dɪt/
Woordafbreking
  • au·dit
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Latijnse auditus

Zelfstandig naamwoord

audit monbezield

  1. audit; het uitvoeren van officiële boekhoudcontroles door een onafhankelijke instantie
  2. audit; het uitvoeren van een systematisch onderzoek (in bepaalde gebieden)
  3. audit; het rapport geschreven op basis van de audit [1, 2]
Verbuiging
Afgeleide begrippen
  • auditní
  • auditor m
  • auditovat
  • auditový
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.