baarmoeder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  baarmoeder    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbarmudər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • baar·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baarmoeder baarmoeders
verkleinwoord baarmoedertje baarmoedertjes

Zelfstandig naamwoord

debaarmoederv/m

  1. (medisch), (anatomie) voortplantingsorgaan van vrouwen waarin de vrucht zich ontwikkelt
    • Een embryo bevindt zich in de baarmoeder. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord baarmoeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.