bedmaatje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bedmaatje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɛtmacə / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- bed·maat·je
Woordherkomst en -opbouw
- alleen verkleinwoord samenstelling van bed zn en maatje zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | bedmaatje | bedmaatjes |
Zelfstandig naamwoord
het bedmaatje o
- (persoon) (seksualiteit) (informeel) iemand waarmee je vooral seksuele omgang hebt
- ▸ Jo had bij het afscheid in haar hand geknepen en zich daarmee tot Ko's opvolger als bedmaatje aangediend.[1]
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'bedmaatje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron De laatste glimpen van Delia Breedt : Nederland = 2,20371 in: Bunker Hill., jrg. 2 nr. 7/8 (juli 1999), Stichting Bunker Hill, Amsterdam, p. 75
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.