biz

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

biz v

  1. (chattaal) kusje(s) [1]

Zelfstandig naamwoord

biz m

  1. (spreektaal) handel, zaakje
    «Ecoute fils, ce biz ramène vite du pognon.»
    Luister jongen, dit zaakje brengt snel poen binnen. [1]

Verwijzingen

Turks

  wij  
  nominatief     biz  
  genitief     bizim  
  datief     bize  
  accusatief     bizi  
  locatief     bizde  
  ablatief     bizden  

Persoonlijk voornaamwoord

biz

  1. wij, we
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.