body

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  body    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bo·dy
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1897 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord body body's
verkleinwoord body'tje body'tjes

Zelfstandig naamwoord

body v / m / o [3]

  1. lichaam
Uitdrukkingen en gezegden
  • iets body geven
iets meer kracht geven
  Toch moest de spijkerbroek haar verhaal van body voorzien. [4] 
Hyponiemen
  • autobody
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord body staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  body (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑdi/
enkelvoud meervoud
body bodies

Zelfstandig naamwoord

body

  1. lichaam
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Schots

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelengelse body / bodiȝ

Zelfstandig naamwoord

body

  1. lichaam
  2. persoon, mens
Schrijfwijzen
  • bodie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /bɔdɪ/
Woordafbreking
  • bo·dy
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

body o

  1. (kleding) body; kinder- of damesondergoed dat de romp van een lichaam bedekt
Verbuiging
Synoniemen
  • bodíčko o
Anagrammen
  • doby

Zelfstandig naamwoord

body

  1. nominatief meervoud van bod
  2. accusatief meervoud van bod
  3. vocatief meervoud van bod
  4. instrumentalis meervoud van bod
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.