bolwerk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bolwerk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bol·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bolwerk bolwerken
verkleinwoord bolwerkje bolwerkjes

Zelfstandig naamwoord

hetbolwerko

  1. uitstekend gedeelte van een bastion of vesting
  2. versterking, hetgeen ter versteviging dient
  3. (figuurlijk), (pejoratief) plaats waar een organisatie of groep sterk staat
    Dat is een bolwerk van fascisten.
    → verwijst naar een plaats waar fascisten verzamelen of waar zij talrijk zijn
Hyponiemen
  • krakersbolwerk, machtsbolwerk, maffiabolwerk, mannenbolwerk, verdedigingsbolwerk, voetbalbolwerk
Afgeleide begrippen
  • bolwerking, bolwerksgracht, bolwerkshoek, bolwerksoor, bolwerkstoren
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bolwerken

bolwerk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bolwerken
    • Ik bolwerk. 
  2. gebiedende wijs van bolwerken
    • Bolwerk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bolwerken
    • Bolwerk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bolwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.