boomschors

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boomschors    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbomsxɔrs/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈbom.sχɔrs/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈbom.sxɔrs/
Woordafbreking
  • boom·schors
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomschors boomschorsen
verkleinwoord boomschorsje boomschorsjes

Zelfstandig naamwoord

deboomschorsv/m

  1. het dode buitenste deel van de bast van een boom
    • Hoeveel boomschors zou er nou helemaal om zo'n boom heen zitten? 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boomschors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.