boszanger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boszanger    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔsɑŋər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bos·zan·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boszanger boszangers
verkleinwoord boszangertje boszangertjes

Zelfstandig naamwoord

deboszangerm

  1. (zangvogels) een klein, meest onopvallend, bruin zangvogeltje dat behoort tot het geslacht Phylloscopus  en de familie Phylloscopidae 
    • De fitis en de tjiftjaf zijn beide boszangers. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'boszanger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.