buideldier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buideldier    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbœydəlˌdir/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bui·del·dier
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zoogdier dat het jong in een buidel draagt’ aangetroffen vanaf 1869.[1][2]
  • samenstelling van  buidel zn  en  dier zn 
enkelvoud meervoud
naamwoord buideldier buideldieren
verkleinwoord buideldiertje buideldiertjes

Zelfstandig naamwoord

hetbuideldiero

  1. (dierkunde) zoogdiersoort uit de infraklasse Marsupialia  waarvan de wijfjes een buidel hebben, waarin hun vroeggeboren jongen verder in opgroeien
Hyponiemen
  • zie de categorie: Buideldieren in het Nederlands
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord buideldier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.