carnivoor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  carnivoor    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑrniˈvor/
Woordafbreking
  • car·ni·voor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vleeseter’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'carō' (vlees) met het achtervoegsel -voor [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord carnivoor carnivoren
verkleinwoord carnivoortje carnivoortjes

Zelfstandig naamwoord

decarnivoorm

  1. (dierkunde) een vleesetend dier
    • Een tijger is een carnivoor. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • hypercarnivoor
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord carnivoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.