cheque

Niet te verwarren met: chèque

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cheque    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʃɛk/
Woordafbreking
  • che·que
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘schriftelijke betalingsopdracht’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • uit Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cheque cheques
verkleinwoord chequeje chequejes

Zelfstandig naamwoord

dechequem

  1. (financieel), (economie) schriftelijke betalingsopdracht waardoor een bedrag via de bank wordt overgeschreven of uitbetaald
    • Het duurde een halve seconde. Mijn vader greep weer naar zijn borstzakje. Dit keer haalde hij er een balpen uit. `Ik zal een cheque voor je uitschrijven.' [3] 
     Hij opende een bureaula, haalde er een chequeboek uit en zette de benodigde krabbels. Hierna gaf hij de cheque aan Midrouffa.[4]
Hyponiemen

anticonceptiecheque, ecocheque, bankcheque, betaalcheque, boekencheque, cadeaucheque, condoomcheque, cultuurcheque, dienstencheque, dinercheque, energiecheque, eurocheque, fashioncheque, feestcheque, girocheque, internetcheque, kascheque, kennischeque, kindercheque, leescheque, maaltijdcheque, milieucheque, opleidingscheque, parkeercheque, pilcheque, postcheque, reischeque, rijbewijscheque, sekscheque, stookoliecheque, taxicheque, travellercheque, travellerscheque, vakantiecheque, vormingscheque, waardecheque, zomercheque, zorgcheque

Verwante begrippen

chequeactie, chequeboek, chequeboekje, ongedekte cheque,

Spreekwoorden
  • Een blanco cheque krijgen.
    (Zelf mogen bepalen,voor iemand anders, hoeveel men uitgeeft voor een bepaalde zaak)
    carte blanche
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cheque staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

enkelvoud meervoud
cheque cheques

Zelfstandig naamwoord

cheque

  1. (financieel), (economie), (Brits Engels) cheque
Schrijfwijzen
  • (Amerikaans Engels) check

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • che·que
enkelvoud meervoud
cheque cheques

Zelfstandig naamwoord

cheque m

  1. cheque
    • La había visto firmar cheques sobre cuentas inexistentes, apoyar rotundas falsedades, estrechar manos que iba a traicionar.  [1]
Synoniemen
  1. talón
Verwante begrippen
  • cheque al portador
  • cheque cruzado
  • cheque de viaje
  • cheque en blanco
  • cheque postal
  • cobrar un cheque
  • cuenta corriente
  • firmar
  • talonario de cheques

Verwijzingen

  1. Arturo Pérez-Reverte, El club Dumas, 1993 (2008 uitg., ISBN 978-84-663-2070-2)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.