citer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  citer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsitər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ci·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • van Duits Zither, in de betekenis van "snaarinstrument" voor het eerst aangetroffen in het jaar 1588 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord citer citers
verkleinwoord citertje citertjes

Zelfstandig naamwoord

deciterv/m

  1. (muziekinstrument) een snaarinstrument dat voornamelijk gebruikt wordt in het Duitstalige deel van Europa
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord citer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  citer    (hulp, bestand)
  • IPA: /si.te/
Woordafbreking
  • ci·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn citāre "(op)roepen"

Werkwoord

citer

  1. citeren
  2. (juridisch) dagvaarden
  3. nomineren, voordragen (voor een medaille, e.d.)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.