coiffeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  coiffeur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • coif·feur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kapper’ voor het eerst aangetroffen in 1802 [1]
  • Naamwoord van handeling van coifferen met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord coiffeur coiffeurs
verkleinwoord coiffeurtje coiffeurtjes

Zelfstandig naamwoord

decoiffeurm [3]

  1. (verouderd) (beroep) kapper [1], friseur
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord coiffeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  coiffeur    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van het werkwoord coiffer met het achtervoegsel -eur.
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   coiffeur     le coiffeur     coiffeurs     les coiffeurs  
vrouwelijk   coiffeuse     la coiffeuse     coiffeuses     les coiffeuses  

Zelfstandig naamwoord

coiffeur m

  1. (beroep) kapper [1], friseur
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.