conducteur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  conducteur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌkɔndʏkˈtør/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • con·duc·teur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kaartjesknipper’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse conducer of conduire (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -eur
  • afgeleid van het Franse 'conducteur' of daarvoor van het Latijnse 'ducere' (leiden) met het voorvoegsel con- [2]
  • Opgelet: in het Frans heeft conducteur een andere betekenis, namelijk bestuurder (bijvoorbeeld van een trein of een bus)
enkelvoud meervoud
naamwoord conducteur conducteurs
verkleinwoord conducteurtje conducteurtjes

Zelfstandig naamwoord

deconducteurm

  1. (spoorwegen) (beroep) een medewerker van het openbaar vervoer die reizigers op vervoersbewijzen controleert, de orde dient te bewaren, maar vooral ook servicemedewerker is.
    • De conducteur is nu al drie keer langs geweest. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • conducteurskorps, conducteurstang, conducteurstas
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord conducteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • IPA:
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  conducteur     le conducteur     conducteurs     les conducteurs  

Zelfstandig naamwoord

chauffeur m

  1. (beroep) bestuurder [1]
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.