leiden

Niet te verwarren met: Leiden, lijden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leiden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɛidə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • lei·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘doen gaan, aanvoeren’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
leiden
leidde
geleid
zwak -d volledig

Werkwoord

leiden [3] [4]

  1. overgankelijk een leidinggevende functie hebben
  2. ~ tot; iets tot gevolg hebben
  3. ~ naar; sturen, brengen, geleiden
     Mijn zondagochtendlijke fietstochten leidden me de afgelopen jaren echter niet langer naar kerkgebouwen, maar ik voelde me steeds meer aangetrokken tot de natuur.[5]
     Het pad voor me, niet meer dan 25 cm breed, zou mij door de staten Californië, Oregon en Washington leiden.[5]
Synoniemen
Gelijkklinkende woorden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Alle wegen leiden naar Rome
er zijn veel manieren om je doel te bereiken ofwel: de uitkomst is altijd hetzelfde
  • Een luizenleven leiden
Een gemakkelijk leven hebben.
  • Er zijn vele wegen die naar Rome leiden
iets kan vaak op meerdere manieren gedaan/bereikt worden
  • Iemand bij de neus hebben (-nemen of leiden)
  • Iemand om de tuin leiden
iemand beetnemen of bedriegen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord leiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
  • Geluid:  leiden    (hulp, bestand)
  • Geluid:  leiden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlaɪ̯dn̩/
Woordafbreking
  • lei·den
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
leiden
litt
gelitten
volledig

Werkwoord

leiden

  1. onovergankelijk lijden [1]
  2. overgankelijk lijden [2], ondergaan
  3. overgankelijk dulden, toestaan
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.