continuo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  continuo    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • con·ti·nuo
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘aanhoudend’ voor het eerst aangetroffen in 1795 [1]
  • Italiaans leenwoord "doorlopend".
enkelvoud meervoud
naamwoord continuo continuo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decontinuom

  1. (muziek) verkorting van “basso continuo
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord continuo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
35 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

continuo v

  1. (muziek) continuo, verkorting van basso continuo, basse continue

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /konˈti.nwo/
  enkelvoud meervoud
mannelijk continuo continuos
vrouwelijk continua continuas
Woordafbreking
  • con·ti·nuo

Bijvoeglijk naamwoord

continuo

  1. constant,voortdurend, onophoudelijk, continu
Synoniemen

Tsjechisch

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

continuo

  1. (muziek) basso continuo, continuo; een continu voortgaande bas- en/of begeleidingspartij uit de baroktijd. Bij de opgeschreven grondtonen zijn de te spelen akkoorden aangegeven door middel van een cijfercode
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • in continuo

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.