converse

Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
converse converses

Zelfstandig naamwoord

converse

  1. tegendeel
  2. (verouderd) conversatie, gesprek
vervoeging
onbepaalde wijs to  converse 
he/she/it  converses 
verleden tijd  conserved 
voltooid
deelwoord
 conserved 
onvoltooid
deelwoord
 conserving 
gebiedende wijs  converse 

Werkwoord

converse

  1. onovergankelijk, (communicatie) converseren, een gesprek/conversatie voeren
  2. ~ with gezelschap houden. vergezellen
  3. onovergankelijk, (verouderd) ingewerkt zijn in iets, kennis hebben
Afgeleide begrippen
stellend vergrotend overtreffend
conversemore conversemost converse

Bijvoeglijk naamwoord

converse

  1. tegengesteld, tegenovergesteld
  2. wederzijds
Synoniemen

Frans

Uitspraak

Bijvoeglijk naamwoord

converse

  1. vrouwelijk enkelvoud van convers

Werkwoord

vervoeging van
converser

converse

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van converser
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van converser
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van converser

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
conversar

converse

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conversar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conversar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van conversar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.