corrigeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  corrigeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌkɔriˈʒerə(n)/ (4 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˌkɔriˈʒɪːrə(n)/, /ˌkɔriˈχɪːrə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌkɔriˈʒeːrə(n)/
Woordafbreking
  • cor·ri·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verbeteren’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
  • afgeleid van het Franse corriger (met het voorvoegsel cor- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
corrigeren
corrigeerde
gecorrigeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

corrigeren [3]

  1. overgankelijk iets ontdoen van fouten of fouten aanduiden, verbeteren
    • De leraar corrigeerde het eindproefwerk van de leerlingen. 
  2. terechtwijzen, straffen
    • Je moet een hond direct corrigeren als hij niet gehoorzaamt. 
     'Het valt allemaal wel mee', corrigeerde ze zichzelf zonder dat iemand het hoorde.[4]
     Hij had zijn slaap nodig. 'Mama? ' zei hij slaperig op het moment dat zij genoeg moed had verzameld om haar schoonmoeder verbaal te corrigeren.[4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord corrigeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.