cours

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cours    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cours

Zelfstandig naamwoord

decoursmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord cour

Gangbaarheid

  • Het woord cours staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Frans

Uitspraak
  •  cours    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • cours

Werkwoord

vervoeging van
courir

cours

  1. eerste en tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van courir
  2. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van courir
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  cours     le cours     cours     les cours  

Zelfstandig naamwoord

cours m

  1. loop, verloop
  2. omloop
  3. (onderwijs) college [1], cursus, les
  4. (onderwijs) cursusboek
  5. (handel) koers
  6. (scheepvaart) vaart
  7. promenade

Zelfstandig naamwoord

cours v

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord cour
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.