dagcursus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dagcursus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɑxkʏrsʏs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • dag·cur·sus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagcursus dagcursussen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dedagcursusm

  1. (onderwijs) opleiding of reeks lessen die overdag kan worden gevolgd
    • Zijn energie is onuitputtelijk en een dagcursus alleen voldoet hem niet, hij volgt daarom bovendien een avondcursus aan de School voor Kunsten en Ambachten in Brussel. [1]
  2. (onderwijs) opleiding die in één dag kan worden gevolgd
    • "Daarom voeren we een verplichte cursus van een dag in: met accountants en gedragswetenschappers.”
      - Hoe weet en meet je of zo’n dagcursus effectief is?
      „Daar heb je geen objectief meetinstrument voor, behalve of er straks minder zaken in de krant staan waarbij dingen misgaan.”
       [2]
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'dagcursus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.