doofheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  doofheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdofhɛit/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • doof·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van doof met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud meervoud
naamwoord doofheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dedoofheidv

  1. het onvermogen geluid waar te nemen
    • Na de ontploffing had hij enige tijd last van doofheid. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord doofheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Afrikaans

Zelfstandig naamwoord

doofheid

  1. doofheid
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.