eileider
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eileider (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛilɛidər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- ei·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ei zn en leider zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eileider | eileiders |
verkleinwoord | eileidertje | eileidertjes |
Zelfstandig naamwoord
de eileider m
- (anatomie) deel van de geslachtsorganen van de vrouw
Synoniemen
- oviduct
Afgeleide begrippen
- eileiderfranje, eileidergezwel, eileiderontsteking, eileidertransplantatie
Verwante begrippen
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord eileider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eileider" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.