faam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  faam    (hulp, bestand)
  • IPA: /fam/
Woordafbreking
  • faam
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘reputatie, roem’ voor het eerst aangetroffen in 1250 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord faam -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

defaamv/m

  1. reputatie
    • Deze man schijnt te goeder naam en faam bekend te staan. 
  2. roem
    • Die acteurs van tegenwoordig genieten van grote faam. 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Te goeder naam en faam bekend staan
bekend staan voor goede dingen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord faam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.