fer

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
faig feia fet
2e vervoeging volledig onregelmatig

Werkwoord

fer

  1. maken, produceren
  2. vormen, uitmaken
  3. doen, verrichten
  4. doen, laten, zorgen dat iets gebeurt
  5. geven
    «El primer marit li va fer dos fills.»
    Haar eerste echtgenoot gaf haar twee zonen.
  6. leggen (bijv. een ei)
  7. onpersoonlijk zijn
    «Fa fred!»
    Het is koud!
Afgeleide begrippen


Frans

Woordherkomst en -opbouw
Uitspraak
  • Geluid:  main    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɛʁ/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  fer     le fer     fers     les fers  

Zelfstandig naamwoord

fer m

  1. ijzer
Verwante begrippen


Manx

Zelfstandig naamwoord

fer m

  1. man


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • fer

Voorzetsel

fer

  1. voor
    «Un gross Dank fer dei Arewet!»
    En hartelijke dank voor je werk!
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.