gangster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gangster    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈgɛŋstər /
Woordafbreking
  • gang·ster
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bendelid’ voor het eerst aangetroffen in 1931 [1]
  • Ontleend aan het Engelse zelfstandige naamwoord gangster
enkelvoud meervoud
naamwoord gangster gangsters
verkleinwoord gangstertje gangstertjes

Zelfstandig naamwoord

degangsterm

  1. een lid van een criminele organisatie
    • De gangsters sloegen genadeloos toe. 
  2. (scheldwoord) iemand die niet deugt
  3. (taalkunde) de vrouwelijke vorm van 'ganger' als tweede lid in samenstellingen van zelfstandige naamwoorden, zoals in dubbelgangster of voetgangster
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gangster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈgæŋ stər /
Woordafbreking
  • gang·ster
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Engelse zelfstandige naamwoord gang met het achtervoegsel -ster
enkelvoud meervoud
gangster gangsters

Zelfstandig naamwoord

gangster

  1. gangster
Schrijfwijzen
Synoniemen
  • mobster
Synoniemen
  • gangsterdom
  • gangsterish
  • gangsterism

Slowaaks

Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

gangster m

  1. gangster
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /gaŋstɛr/, /gɛŋstr/
Woordafbreking
  • gang·ster
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

gangster mbezield

  1. gangster
Verbuiging


Synoniemen
  • zločinec mbezield
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.