getuige

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  getuige    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈtœyɣə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ge·tui·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord getuige getuigen
verkleinwoord getuigetje getuigetjes

Zelfstandig naamwoord

degetuigev/m

  1. (juridisch) iemand die een gebeurtenis heeft meegemaakt of op andere wijze, veelal onder ede, een verklaring kan geven ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1644 [1]
  • De aanvoegende wijs van getuigen.

Voorzetsel

getuige

  1. kondigt de grondslag aan waarop een uitspraak gedaan wordt
    • De Dortherbeek heeft, getuige de sterk slingerende gemeentegrens, in het verleden sterk gemeanderd. 

Werkwoord

vervoeging van
getuigen

getuige

  1. aanvoegende wijs van getuigen

Gangbaarheid

  • Het woord getuige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.