getuige
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: getuige (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈtœyɣə / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- ge·tui·ge
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | getuige | getuigen |
verkleinwoord | getuigetje | getuigetjes |
Zelfstandig naamwoord
de getuige v / m
- (juridisch) iemand die een gebeurtenis heeft meegemaakt of op andere wijze, veelal onder ede, een verklaring kan geven ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
Hyponiemen
- bloedgetuige, doopgetuige, geloofsgetuige, godsgetuige, kroongetuige, ooggetuige, oorgetuige
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iemand die een gebeurtenis heeft meegemaak of op andere wijze, veelal onder ede, een verklaring kan geven ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
Woordherkomst en -opbouw
Voorzetsel
getuige
- kondigt de grondslag aan waarop een uitspraak gedaan wordt
- De Dortherbeek heeft, getuige de sterk slingerende gemeentegrens, in het verleden sterk gemeanderd.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
getuigen |
getuige
- aanvoegende wijs van getuigen
Gangbaarheid
- Het woord getuige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "getuige" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "getuige" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.