had

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  had    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɑt/ (1 lettergreep)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /hɑt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /hɑt/
    • (Limburg): /hɑd/
Woordafbreking
  • had

Werkwoord

vervoeging van
hebben

had

  1. enkelvoud verleden tijd van hebben
    • Ik had. 
    • Jij had. 
    • Hij, zij, het had. 
     De meeste gezichten had ik nog nooit gezien.[1]
  2. vormt de gebiedende wijs van de voltooid verleden tijd
    • Had toch langsgekomen! 

Gangbaarheid

  • Het woord had staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Bretons

Zelfstandig naamwoord

had

  1. zaad

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  had (VS)    (hulp, bestand)

Werkwoord

had

  1. verleden tijd van have
  2. voltooid deelwoord van have

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

had m

  1. (reptielen) serpent, slang

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɦat/
  • Geluid:  had    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • had

Zelfstandig naamwoord

had mbezield

  1. (reptielen) serpent, slang
Verbuiging



Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • háďátko o
  • hadovitě (bw.)
  • hadovitost v

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.