hagedis

Niet te verwarren met: Hagedis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hagedis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌhaɣəˈdɪs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ha·ge·dis
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands egedisse / haghedisse, in de betekenis van ‘hagedisachtige’ aangetroffen vanaf 1301; uit West-Germaans *agwi-þehsō(n) of *-þahs(i)jō(n), samenstelling van *agwi- ‘hagedis, slang’ +‎ *þahsiō ‘bijl’ (vgl. Oudengels þeox ‘speer’, Duits Dechse "bijl, dissel", uit Indo-Europees *h₁ógʷʰis- ‘slang’ + *teḱs- ‘houwen’. Evenals Nederduits Eevtask(e), Duits Eidechse en Oudengels āþexe [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord hagedis hagedissen
verkleinwoord hagedisje hagedisjes

Zelfstandig naamwoord

dehagedisv

  1. (reptielen) langstaartig, geschubd reptiel uit de onderorde Lacertilia  (Sauria)
     Duikende vogels, mieren, hagedissen en het onophoudelijke gezang van de krekels. Alles was nieuw voor me en ik nam het allemaal in me op als een kind op zijn eerste schooldag.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hagedis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.