handboei
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: handboei (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhɑndbuj / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɦɑnt.buj/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɦɑnt.buj/
Woordafbreking
- hand·boei
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hand zn en boei zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handboei | handboeien |
verkleinwoord | handboeitje | handboeitjes |
Zelfstandig naamwoord
de handboei v / m
- een paar aan elkaar verbonden afsluitbare ringen, meestal van staal of een moeilijk te breken kunststof vervaardigd waarmee iemand de handen gebonden worden
- ▸ De hindoestaanse gebedsgenezer is door zijn moordenaars - de man was samen met een vrouw - ernstig mishandeld en verminkt. Hij is geschopt, met een gordijnroede geslagen en in zijn been gestoken. Ook propten de daders een onderbroek in zijn mond en boeiden ze hem met handboeien.[1]
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
handboeien |
handboei
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handboeien
- Ik handboei.
- gebiedende wijs van handboeien
- Handboei!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handboeien
- Handboei je?
Gangbaarheid
- Het woord handboei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "handboei" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “15 jaar cel voor moord op gebedsgenezer” (19 juli 2011), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.