heling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heling    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhe.lɪŋ/
Woordafbreking
  • he·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van helen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord heling helingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehelingv [2]

  1. (medisch) het gezond worden of maken van iemand [3]
    • Waarschijnlijk had hij op mijn openheid en spontaniteit gerekend. Misschien hoopte hij zelfs op een herkansing. Zijn leven was op een dood spoor beland, zijn kinderen waren uit huis, zijn vrouw leefde voor haar volkstuin. Hij miste de spanning van vroeger, zijn oude zelfbeeld lag aan scherven, en nu kwam hij naar mij voor heling. Maar ik zou hem niet helpen.[4] 
  2. (juridisch) het verkopen van gestolen goederen zonder dat de verkoper ze zelf gestolen heeft [5]
    • Een man en vrouw die een gestolen eeuwenoud beeld bij het veilinghuis Christie’s aanboden, zijn veroordeeld voor heling. De man kreeg een jaar gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk. De vrouw werd veroordeeld voor acht maanden celstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Dat heeft de rechtbank in Amsterdam maandag bepaald. De straf is hoger dan het Openbaar Ministerie had geëist. [6] 
Synoniemen
Antoniemen
  • [1] traumatisering
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • opzetheling, schuldheling, wondheling
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord heling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.