identiteitskaart

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  identiteitskaart    (hulp, bestand)
  • IPA: /idɛnti'tɛitskart/
Woordafbreking
  • iden·ti·teits·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord identiteitskaart identiteitskaarten
verkleinwoord identiteitskaartje identiteitskaartjes

Zelfstandig naamwoord

deidentiteitskaartv/m

  1. een identiteitsbewijs dat op een kaart gedrukt is
    • De politie heeft vandaag gecontroleerd of iedereen zijn identiteitskaart bij zich had. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord identiteitskaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.