indicatief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  indicatief    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪndikaˈtif/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • in·di·ca·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘aantonende wijs’ voor het eerst aangetroffen in 1576 [1]
  • afgeleid van indicatie met het achtervoegsel -ief
  • afgeleid van het Franse indicatif of daarvoor van het Latijnse 'indicativus'
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen indicatiefindicatieverindicatiefst
verbogen indicatieveindicatievereindicatiefste
partitief indicatiefsindicatievers-

Bijvoeglijk naamwoord

indicatief

  1. een aanwijzing bevattende
    • Deze voorbeelden zijn indicatief voor de mening van de leerlingen, maar om een verantwoorde uitspraak te doen is uitgebreider onderzoek noodzakelijk 
  2. een voorlopige indruk gevend
    • Een indicatieve begroting liet zien dat de kosten veel te hoog gaan worden. 
enkelvoud meervoud
naamwoord indicatief indicatieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deindicatiefm

  1. (taalkunde) de vorm van het werkwoord die de werkelijkheid aangeeft
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen indicatief
verbogen indicatieve

Bijvoeglijk naamwoord

indicatief

  1. aanduidend, aanwijzend
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord indicatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.