kenteken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kenteken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ken·te·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kenteken kentekens
kentekenen
verkleinwoord kentekentje kentekentjes

Zelfstandig naamwoord

hetkentekeno

  1. een teken waaraan iets of iemand herkenbaar is
    • Bijzondere kentekens werden door de medewerker genoteerd. 
  2. (verkeer) een identificatienummer van een gemotoriseerd voertuig
    • Het kenteken van de auto was niet goed leesbaar. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kentekenen

kenteken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kentekenen
    • Ik kenteken. 
  2. gebiedende wijs van kentekenen
    • Kenteken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kentekenen
    • Kenteken je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kenteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.