kwantum
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kwantum (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkwɑntʏm / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- kwan·tum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1732 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwantum | kwanta kwantums |
verkleinwoord | kwantumpje | kwantumpjes |
Zelfstandig naamwoord
het kwantum o
- (natuurkunde) de kleinste karakteristieke eenheid van een natuurkundige grootheid zoals energie, massa, werking enz
- (grote) hoeveelheid goederen
Schrijfwijzen
Hyponiemen
- energiekwantum
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kwantum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwantum" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kwantum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.