lesgebouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lesgebouw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɛsxəˌbɑu/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • les·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lesgebouw lesgebouwen
verkleinwoord lesgebouwtje lesgebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

hetlesgebouwo

  1. een gebouw waarin men onderwijs geeft
    • De gemeente Wierden moet vanaf augustus zorgen voor een lesgebouw voor de evangelische school De Passie. Dat heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt woensdag laten weten aan de Tweede Kamer. [1] 
    • Saxion Hogescholen kan mogelijk nog maanden geen gebruik maken van het Enschedese lesgebouw Hofstede Crull, omdat een oplossing voor het vloerenprobleem nog niet in zicht is. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'lesgebouw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.