luk

Niet te verwarren met: lūk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  luk    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɵk/
Woordafbreking
  • luk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luk
verkleinwoord lukje lukjes

Zelfstandig naamwoord

hetluko

  1. Arch. [1]:geluk, fortuin
    • Door 't dwaelziek luck.  - Vondel
    • Het lichte luk.  - Hooft
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

  1. Nederduitsch taalkundig woordenboek. P. Wieland 1807-1811

Werkwoord

vervoeging van
lukken

luk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lukken
    • Ik luk. 
  2. gebiedende wijs van lukken
    • Luk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lukken
    • Luk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord 'luk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Pools

Zelfstandig naamwoord

luk

  1. genitief meervoud van luka

Slowaaks

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *lǫkъ

Zelfstandig naamwoord

luk m

  1. boog, handboog; een wapen waarmee een pijl weggeschoten kan worden
Afgeleide begrippen
  • lukár m
  • lukostrelec m
  • lukový

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /lʊk/
Woordafbreking
  • luk
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *lǫkъ

Zelfstandig naamwoord

luk monbezield

  1. boog, handboog; een wapen waarmee een pijl weggeschoten kan worden
Verbuiging
Afgeleide begrippen
  • louček / lučík monbezield
  • lukostřelba v
  • lukový
  • oblouk monbezield
Verwante begrippen
  • lukostřelec mbezield
  • lukostřelkyně v
  • lučištník m
  • lučiště o
  • šíp monbezield
  • tětiva v
Anagrammen

Meer informatie

Verwijzingen

    Zelfstandig naamwoord

    luk

    1. genitief meervoud van louka
    Synoniemen
    • louk

    Zelfstandig naamwoord

    luk

    1. genitief meervoud van luka
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.