maandags

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maandags    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • maan·dags
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van maandag met het achtervoegsel -s
stellend
onverbogen maandags
verbogen maandagse
partitief maandags

Bijvoeglijk naamwoord

maandags

  1. (tijdrekening) op de maandag betrekking hebbend
    • Lekker onbezorgd een maandags terrasje doen in Leuven! 

Bijwoord

maandags

  1. (tijdrekening) op maandagen
    • We gaan maandags meestal winkelen. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord maandags staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.