zondags

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zondags    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zon·dags
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zondag met het achtervoegsel -s
stellend
onverbogen zondags
verbogen zondagse
partitief zondags

Bijvoeglijk naamwoord

zondags

  1. (tijdrekening) op de zondag betrekking hebbend
    • Lekker onbezorgd een zondags terrasje doen in Leuven! 

Bijwoord

zondags

  1. (tijdrekening) op zondagen
    • We gaan zondags meestal winkelen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zondags staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.