mantel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mantel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑntəl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • man·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mantel mantels
verkleinwoord manteltje manteltjes

Zelfstandig naamwoord

demantelm

  1. (kleding) omhullend kledingstuk
    • Zij sloeg een sierlijke blauwe mantel om haar schouders en stapte naar buiten. 
     Waarom Sinterklaas een nieuwe rode mantel kreeg[4]
  2. (techniek) omhulsel rond het eigenlijke apparaat
    • Deze mantel dient enerzijds ter bescherming, maar tegelijktijd ter verwarming van het instrument. 
  3. (tweekleppigen) benaming voor schelpdieren uit de orde Ostreoida 
Verwante begrippen
Overerving en ontlening
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mantel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Indonesisch

Woordafbreking
  • man·tel
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

mantel

  1. (kleding) jas, mantel
  2. (techniek) mantel, omhulsel

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • man·tel
enkelvoud meervoud
mantel manteles

Zelfstandig naamwoord

mantel m

  1. tafellaken, tafelkleed

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.