marron

Nederlands

Uitspraak
  • [A]Geluid:  marron    (hulp, bestand)
    • IPA: /mɑˈrɔn/ (2 lettergrepen)
  • [B]Geluid:  marron    (hulp, bestand)
    • IPA: /mɑˈrɔ̃/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mar·ron
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontvluchte slaaf, bosneger’ voor het eerst aangetroffen in 1770 [1]
  • [A] van Frans marron uit slavernij ontsnapte
  • [B] van Frans marron kastanje
enkelvoud meervoud
naamwoord marron marrons
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A] marron m

  1. (Suriname) (geschiedenis) zwarte die uit slavernij naar de wildernis is ontsnapt
    • Het ontoegankelijke bos wordt beschreven als bondgenoot van de marrons en als vijand van de blanke. Een oude slaaf waarschuwt: ‘Vluchten is één kans op vrijheid en duizend kansen op een wrede, afschuwelijke dood.’ [2]
  2. (Suriname) iemand die afstamt van zwarten die uit slavernij naar de wildernis waren ontsnapt
    • Marrons, nakomelingen van ooit gevluchte slaven die leven in de binnenlanden van Suriname en Frans Guyana, hebben hun Afrikaanse genetische erfenis voor 98 procent bewaard. [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord marron marrons
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B] marron m

  1. (voeding) grote kastanje, vrucht van de tamme kastanje, Castanea sativa 
    • De allermooiste kastanje is ongetwijfeld de marron, die één noot per bolster bevat. Zowel de kastanje als deze marron zijn de vruchten van de tamme kastanje. [5]
    • Ook uit de keuken van de Périgord is de marron aan het verdwijnen. Er zijn winig koks meer die het bos intrekken, voordat zij het eten gaan maken. [6]
Afgeleide begrippen
  • crème de marron
  • marron glacé
stellend
onverbogen marron
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

[B] marron

  1. (kleur) kastanjebruin, in een bepaalde tint, vergelijkbaar met RAL-nummer 8015 (  )

Gangbaarheid

  • Het woord marron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
41 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  marron    (hulp, bestand)
  • IPA: /ma.ʁɔ̃/
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] van Spaans cimarrón "wilde, mens, plant of dier levend in de wildernis"
  • [B] van Italiaans marrone
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   marron     le marron     marrons     les marrons  
vrouwelijk   marronne     la marronne     marronnes     les marronnes  

Zelfstandig naamwoord

[A] marron m

  1. (Frans Guyana) marron, iemand uit slavernij naar de wildernis is ontsnapt
  2. illegaal drukwerk
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   marron marrons
  vrouwelijk   marronne marronnes

Bijvoeglijk naamwoord

[A] marron m

  1. verwilderd (van dieren of planten)
  2. ontsnapt (van een slaaf)
  3. (spreektaal) nep, malafide, onbetrouwbaar
    «Ce type est un courtier marron
    Die kerel is een beunhaas.[1]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  marron     le marron     marrons     les marrons  

Zelfstandig naamwoord

[B] marron m

  1. (voeding) grote kastanje, vrucht van de tamme kastanje; in het bijzonder de variëteit afkomstig uit een schil die maar één vrucht bevat
  2. (RAL-kleur)  kastanjebruin zn , bepaalde tint met RAL-nummer 8015 (  )
  3. (figuurlijk) (spreektaal) mep, klap, muilpeer
    «Il m'a filé un marron
    Hij heeft me een opdoffer verkocht.[1]
  enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
marron marron

Bijvoeglijk naamwoord

[B] marron

Bijvoeglijk naamwoord

  1. (RAL-kleur)  kastanjebruin bn , in een bepaalde tint met RAL-nummer 8015 (  )
Verwante begrippen
namen van RAL-kleuren in het Frans

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.