mien
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mien (hulp, bestand)
- IPA: /min/
Woordafbreking
- mien
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de mien v / m
- (Jiddisch-Hebreeuws) iemand met gemene streken, gluiperd
Gangbaarheid
- Het woord 'mien' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Gronings
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
bijvoeglijk | zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig | |
1e persoon | mien | mienent | os, ozze | ozzent |
2e persoon (informeel) |
dien | dienent | joen | joenent |
2e persoon (formeel) |
joen | joenent | joen | joenent |
3e persoon (mannelijk) |
zien | zienent | heur | heurent |
3e persoon (vrouwelijk) |
heur | heurent | ||
3e persoon (onzijdig) |
? | ? |
Bezittelijk voornaamwoord
mien
Limburgs
Bezittelijk voornaamwoord
mien
Nedersaksisch
Bezittelijk voornaamwoord
mien
Verwante begrippen
Persoonlijk voornaamwoord
mien
- mij; datief en accusatief van ik, eerste persoon enkelvoud
Veluws
Bezittelijk voornaamwoord
mien
Verwante begrippen
Persoonlijk voornaamwoord
mien
- mij; datief en accusatief van ik, eerste persoon enkelvoud
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.