mobieltje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mobieltje    (hulp, bestand)
  • IPA: /moˈbilcə/
Woordafbreking
  • mo·biel·tje
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘mobiele telefoon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1994 [1]
  • Verkleinwoord van mobiel.
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord mobieltje mobieltjes

Zelfstandig naamwoord

hetmobieltjeo dim. tant.

  1. een gsm, een draagbare telefoon
    • Je mobieltje moet uit in de klas! 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

hetmobieltjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord mobiel

Gangbaarheid

  • Het woord mobieltje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.