moratorium

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  moratorium    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mo·ra·to·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘uitstel (van betaling)’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Latijnse morari (uitstellen) met het achtervoegsel -orium [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord moratorium moratoriums
moratoria
verkleinwoord moratoriumpje moratoriumpjes

Zelfstandig naamwoord

hetmoratoriumo

  1. (juridisch), (financieel) een uitstel van betaling
    • Maar wat houdt dit breed wettelijk moratorium nu eigenlijk in en wat betekent het voor dagelijkse praktijk van schuldhulpverleners en medewerkers van een debiteurenadministratie? [3] 
  2. (overdrachtelijk) het 'bevriezen' van de huidige situatie
    • Maar in de top van de Congolese regering zijn er genoeg mensen die van dit moratorium af willen.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord moratorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  moratorium (VS)    (hulp, bestand),  moratorium (AU)    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
moratorium moratoria
moratoriums

Zelfstandig naamwoord

moratorium

  1. (juridisch), (financieel) moratorium
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.