mud

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mud    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mud
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘inhoudsmaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1101 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mud mudden
verkleinwoord mudje mudjes

Zelfstandig naamwoord

mud m / o

  1. (natuurkunde), (eenheid) een verouderde oppervlaktemaat
  2. (natuurkunde), (eenheid) een verouderde inhoudsmaat
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord mud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
51 %van de Nederlanders;
22 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  mud    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
mud muds

Zelfstandig naamwoord

mud

  1. modder, slijk
  2. leem
  3. (figuurlijk) soort van donkere kleefboel/kleverige massa
vervoeging (A)
onbepaalde wijs to  mud 
he/she/it  muds 
verleden tijd  mudded 
voltooid
deelwoord
 mudded 
onvoltooid
deelwoord
 mudding 
gebiedende wijs  mud 

Werkwoord

mud

  1. overgankelijk bemodderen, modderig maken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.