modder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  modder    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɔdər/
Woordafbreking
  • mod·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mengsel van aarde en water’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord modder -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demodderm [3]

  1. mengsel van aarde, vuil en water
    • Haar laarzen waren helemaal besmeurd met modder. 
    • Albert kan zijn gezicht niet zien, het is met modder bespat. [4] 
     Ik verloor een schoen in de zuigende modder, en mijn in kous gestoken voet zakte diep en met een soppend geluid weg in de derrie.[5]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
modderen

modder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van modderen
    • Ik modder. 
  2. gebiedende wijs van modderen
    • Modder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van modderen
    • Modder je? 

Gangbaarheid

  • Het woord modder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.