naamdag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  naamdag    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • naam·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naamdag naamdagen
verkleinwoord naamdagje naamdagjes

Zelfstandig naamwoord

denaamdagm

  1. een dag waarop een heilige wordt herdacht
    • Buiten Limburg wordt in het Nederlands taalgebied iemands naamdag zelden gevierd. 
    • Meester Valentijn viert zijn naamdag op 14 februari 
Spreekwoorden
  • Barbara heeft haar naamdag op 4 december, want dan wordt Sint-Barbara herdacht.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord naamdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.