neb

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  neb    (hulp, bestand)
  • IPA: /nɛp/
Woordafbreking
  • neb
Woordherkomst en -opbouw
  • Middelnederlands nebbe, verwant aan sneb en snavel; van Germaans *sneƀ; niet bekend in andere Indo-Europese talen. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord neb nebben
verkleinwoord nebje nebjes

Zelfstandig naamwoord

denebv/m

  1. snavel
      Er is geen vogel, die tanden heeft, maar deze dieren moeten hunne spijs met den neb in stukken bijten, of geheel doorslokken.[2]
  2. neus
Schrijfwijzen
Gelijkklinkende woorden
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • nebaal
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord neb staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
10 %van de Nederlanders;
10 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Willemsen, P.F.; Siegenbeek, Matthijs
    “De Duitsche kindervriend in eenen Hollandschen veranderd, tot een leesboek in de scholen” (1807)
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Slowaaks

Uitspraak
  • IPA: /ɲɛp/
Woordafbreking
  • neb

Zelfstandig naamwoord

neb

  1. genitief meervoud van nebo

Schots

Uitspraak
  • IPA: /nɛb/
Woordafbreking
  • neb

Zelfstandig naamwoord

neb

  1. (anatomie) neus; een orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /nɛp/
Woordafbreking
  • neb

Voegwoord

neb

  1. (verouderd)(formeel) of
  2. (verouderd)(formeel) omdat, aangezien
Gelijkklinkende woorden
  • NEP
Synoniemen
  1. či, nebo
  2. poněvadž, neboť, jelikož, protože
Verwante begrippen

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.