nose

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  nose (VS)    (hulp, bestand)
  • Geluid:  nose (VK)    (hulp, bestand)
  • Geluid:  nose (Londen)    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
nose noses

Zelfstandig naamwoord

nose

  1. (anatomie) neus, reukorgaan
  2. (metonymisch) geur, reuk
  3. opening
  4. (informeel), (beroep) (ordehandhaving) stille [1], vermomde politieagent
vervoeging
onbepaalde wijs to  nose 
he/she/it  noses 
verleden tijd  nosed 
voltooid
deelwoord
 nosed 
onvoltooid
deelwoord
 nosing 
gebiedende wijs  nose 

Werkwoord

nose

  1. onovergankelijk snuffelen
  2. onovergankelijk zich een weg banen
  3. overgankelijk besnuffelen





Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /nɔsɛ/
Woordafbreking
  • no·se

Zelfstandig naamwoord

nose

  1. vocatief enkelvoud van nos
  2. locatief enkelvoud van nos
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.