ohm

Niet te verwarren met: oom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ohm    (hulp, bestand)
  • IPA: /om/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • ohm
Woordherkomst en -opbouw
  • van Duits Ohm, eponiem, genoemd naar de 19e eeuwse Duitse wis- en natuurkundige G.S. Ohm , in de betekenis van ‘eenheid van weerstand’ voor het eerst aangetroffen in 1894 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ohm ohms
verkleinwoord ohmpje ohmpjes

Zelfstandig naamwoord

ohm m en o

  1. (natuurkunde), (eenheid) SI-eenheid van elektrische weerstand, weergegeven met symbool Ω
    • De grootheid "weerstand" (symbool: R) wordt uitgedrukt in de eenheid ohm (symbool: Ω). 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • ohmmeter, wet van Ohm, ohms
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ohm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

ohm

  1. ohm

Frans

Zelfstandig naamwoord

ohm

  1. ohm
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.